Note: Het zal u wellicht opvallen dat wij hier terug twee wetenschappelijke benamingen geven. Het betreft hier een soort die tot de zogenaamde diksnavelparkieten behoort en meestal onder de wetenschappelijke benaming Bolborhynchus wordt ondergebracht. Van de vijf soorten die onder dit geslacht worden ondergebracht werden recentelijk twee soorten in een ander geslacht (Psilopsiagon) ondergebracht ( Sibly en Monroe 1993). Dit is de Aymaraparkiet en de Citroenparkiet (Psilopsiagon aurifrons).
Daar dit alles wel tot enige verwarring kan leiden geven wij ook hier verder nog de wetenschappelijke naam zoals die tot op heden werd gebruikt.
(Psilopsiagon Aymara)
(Bolborhynchus Aymara)
Nederlands : Aymaraparkiet
Duits : Aymara Sittich
Frans : Perruch Aymara
Engels : Sierra Parakeet
De Aymaraparkiet
Herkomst:
Deze kleine liefelijke parkiet, waarvan sommigen durven beweren, dat hij niet eens zo mooi is, vanwege het ontbreken van gele of rode kleur, is voor anderen dan weer beslist aantrekkelijk en hier reken ik mezelf bij. Zijn natuurlijke biotoop zijn de oostelijke hellingen van het Andes-gebergte, vanaf centraal Bolivia tot aan Mendoza in Argentinië. Het zijn echte bergbewoners, die hun leefgebied hebben op de droge, met heesters begroeide hellingen en karig begroeide valleien. Het is een algemeen voorkomende soort die veel voorkomt in gebieden waar landbouw bedreven wordt en rond de dorpen. Ze worden het meest waargenomen tussen de 1800 en de 3000 meter boven de zeespiegel. In de winter zoeken ze lager gelegen gebieden op om aan het nodige voedsel te geraken.
Beschrijving:
De Aymaraparkiet is 19 tot 20 cm groot en is dus wat grootte betreft te vergelijken met de neophema’s. Voorhoofd, schedel, teugel, omgeving rond de ogen en bovenste gedeelte van de ooromgeving zijn donkergrijs. De kin, hals, wangen en borst zijn bleekgrijs, overgaand op de buik naar lichtgrijs met een lichtblauwe aanslag. De flanken en dijen zijn licht gelig groen. De nek, rug, vleugels zijn groen. Bovenkant van de staart is donkergroen, de onderkant iets lichter van kleur. De naakte washuid is vleeskleurig tot grauw. De bek is hoornkleurig. De oogring is grijs. De iris is bruin. De poten zijn vleeskleurig tot grauw.
Soms noemt men ze ook zwaluwparkiet, dit vanwege hun tekening en ook vanwege het geluid dat ze voortbrengen, dat wel doet denken aan groepjes kwetterende zwaluwen, maar het is beter die naam niet te gebruiken daar dit verwarring geeft met de Australische Swiftparkiet.
Verschillen tussen man en pop:
Persoonlijk bezit ik een koppel waarvan het verschil zeer duidelijk is, maar dat is niet altijd zo. Enkele zaken die een aanwijzing kunnen zijn voor het geslacht zijn de volgende :
De snavel van de man is wat forser en ook wat bleker dan bij de pop.
De poten van de man zijn meer vleeskleurig dan die van de pop. Bij de pop zijn de poten donkerder.
Het grijs op de borst heeft bij de man een blauwe glans. Bij de pop is dit meer vaalgrijs.
De man heeft een wat plattere kop dan de pop.
Ook loopt het donkergrijs van de kop in de nek wat meer naar achter bij de man en is ook wat donkerder van kleur dan bij de pop.
Voeding:
Voor zover bekend bestaat hun voedsel in de natuur uit zaden, fruit en groenvoer. Veel is daarover in de literatuur niet terug te vinden. In de volière stelt de voeding geen abnormale eisen. Een goed zaadmengsel voor grote parkieten (met weinig zonnepitten) aangevuld met eivoer, fruit en wat groenvoer voldoet.
In de volière:
Volgens de beschikbare gegevens zouden de eerste Aymaraparkieten in Europa ingevoerd zijn in 1959.
Met de importvogels liep het echter nogal wat mis, wellicht te wijten aan de luchtdrukverschillen tussen het Andes-gebergte (hun natuurlijke biotoop) en Europa.
Ze zijn ook zeer stressgevoelig wat met een verminderde weerstand ook vaak de dood tot gevolg had. Ook hadden ze een duidelijke voorkeur voor de zonnepitten in de parkietenmengsels met als gevolg sterfte door vetzucht. Maar zoals het met vele soorten gaat is het ook hier het geval, eens de kweek voldoende op gang komt is er een redelijk aanbod van gekweekte vogels en zijn ook de perikelen, eigen aan importvogels ook hier niet meer te merken.
Het is vooral een geschikte soort voor diegenen die het met minder plaats moeten doen, want niet alleen in de volière doen ze het goed, maar ook in een ruime kweekkooi.
Hun vrolijk gekwetter zal zeker door niemand als onaangenaam worden ervaren. Wie echter ten volle van hun schoonheid en hun vlucht wil genieten zal ze toch in een volière onderbrengen.
Mijn ervaring met Aymaraparkieten
Het begon een acht à negen jaar geleden, toen ik in het bezit kwam van een man, waarvan het popje gestorven was.
Aymaraparkieten waren toen nog wat prijzig en daar het hier om een man ging die reeds jongen had gehad, leek het mij een goede zaak, maar dan kwam de aap uit de mouw. Waar ik ook informeerde om een pop te kopen, kreeg ik steeds als antwoord dat ze per koppel verkochten en zeker geen pop alleen.
Dit doordat er meer mannen aangeboden werden dan poppen. Het gevolg was dat het mannetje in kwestie hier enkele jaren in een kweekkooi heeft doorgebracht zonder pop. Ik was dan ook bijzonder verheugd toen ik begin 1999 bij een handelaar een popje kon kopen. Ondertussen blijkt dat dit niet een vaste regel is, want zo bleek bijvoorbeeld dat in 2004, de meeste aangeboden jonge vogels popjes bleken te zijn.
Maar om met ons verhaal verder te gaan, de vraag was nu : zal dat mannetje die ondertussen ook al enkele jaartjes ouder was, nu nog wel een nieuwe pop aanvaarden ?
Na enkele dagen leek de verstandhouding tussen het koppel opperbest. Meestal zaten de vogels bijeen op de stok en ook maakten ze beiden gebruik van het broedblok dat ze als slaapplaats gebruikten. Het was echter pas midden april dat het mij opviel dat de pop nu ook gedurende de dag geruime tijd in het broedblok doorbracht om na enkele tijd de volle dag in het broedblok te blijven. Mijn vermoeden was groot dat ze reeds zat te broeden maar ik zag er tegen op om nestcontrole te doen.
Dit om twee redenen:
het was een jonge pop die voor de eerste keer broedde,
en Aymaraparkieten zijn zo al stressgevoelig.
Toen ik op een dag de pop van het nest zag was dan ook het ogenblik gekomen om eens in het nestblok te kijken. Tot mijn verbazing lagen er zeven eitjes en op zicht alle zeven bevrucht. Daar ik de juiste datum van het leggen niet wist, was het dan ook ernaar raden wanneer de jongen zouden uitkomen. Gezien echter aan alle paren zowel met eieren als met jongen iedere dag in de kweekperiode opfokvoer met geweekte zaden wordt gegeven was dat ook al geen probleem. Wat het broedblok betreft maak ik voor deze vogels gebruik van een nestkast met een grondvlak van 30 X 14 cm en een hoogte van 15 cm. In het midden is de blok in twee verdeeld en het is in het tweede gedeelte (waar het ook het donkerst is) dat de pop zit te broeden.
Wat wel opvalt is de lange broedtijd (volgens de literatuur 28 dagen). Zelf kon ik dat niet vaststellen daar ik de juiste datum niet kende van het leggen van het eerste ei.
Ook duurt het geruime tijd voor de jongen het nest verlaten. Van de zeven eieren zijn uiteindelijk zes jongen op stok gekomen en dat vond ik persoonlijk een zeer goed resultaat.
Wat het opfokvoer betreft, is dat ongeveer hetzelfde als wat gegeven wordt aan mijn Australische parkieten, maar dan wel meer fruit toegevoegd. Wel moet ik zeggen dat in tegenstelling met wat nogal vermeld wordt mijn Aymara’s minder belust zijn op appel. Wel wordt geraspte wortel goed gebruikt alsook rode biet. Een belangrijk element in mijn opfokvoer is rode en gele paprika die ook door de Aymara’s gretig gegeten worden.
Na het uitvliegen worden de jongen nog zeker drie weken door de ouders gevoerd. Ook na die tijd kunnen de jongen nog geruime tijd bij de ouders gelaten worden. Al die tijd wordt het blok door de ganse familie als slaapplaats gebruikt.
Een andere onaangename ervaring deed ik in 2003 toen na een hete zomerdag ik mijn twee kweekkoppels op één dag kwijtspeelde. Dit maakte meteen overduidelijk dat ze niet zo goed tegen die hete temperaturen bestand zijn. Gelukkig had ik nog enkele jonge vogels zodat door ruilen opnieuw een paar onverwante koppels konden samengebracht worden. Het jaar daarop (2004) had ik uit twee koppels opnieuw zes en zeven jongen.
Soms kan het ook mislopen zoals het dit jaar (2005) het geval is. Zijn ze teveel verstoord geweest door bouwwerken in de nabijheid van hun verblijf ? Ik denk dat dit de oorzaak is, in ieder geval is de score voor 2005, nul jonge Aymara’s. Het is niet altijd een succes story. Dan maar hopen dat volgend jaar beter wordt.
Als slot mag ik zeggen dat de Aymara beslist een vogeltje is dat aan te raden is voor die liefhebbers die met minder ruimte hun hobby willen beoefenen. Het zijn rustige vogeltjes waaraan veel vreugde valt te beleven.
A. Huyge