De Citroenparkiet
Wanneer de eerste citroenparkieten naar Europa kwamen is waarschijnlijk niet meer te achterhalen. Neunzig schrijft rond de eeuwwisseling van de vorige eeuw dat hij een exemplaar in de dierentuin van Hamburg heeft gezien, maar daarmee houdt de informatie dan ook op. Vanaf 1958 schijnen enkele vogels ingevoerd te zijn, in de London Zoo waren er in die tijd enkele te zien.
Herkomst: kustgebied en westelijke berghellingen van het Andesgebergte in Centraal-Peru.
Soortbeschrijving: lengte ongeveer 18 cm.
Man: Algemene lichaamskleur groen; voorhoofd, teugels, kin, het voorste gedeelte van de wangen en de hals zijn geel. De borst en het bovengedeelte van de buik zijn eveneens geel, doch het geel gaat op de onderbuik over in geelgroen; ook de dijen zijn geelgroen. De primaire vleugeldekveren zijn groenblauw, de handpennen aan de buitenvlag violetblauw, de armpennen zijn meer blauwgroen. De onderstaartdekveren zijn geelgroen. De staartpennen zijn bovenop groen, aan de onderzijde blauwachtig grijs; staartlengte ca. 8 cm. De snavel is hoornkleurig, de smalle naakte oogring grijsachtig, de oogiris bruin, de neusdop heeft een roze vleeskleurige tint, evenals de poten; nagels lichtgrijs.
Pop: Als de man, doch voorhoofd, teugels, wangen en buik zijn groen, kin, hals, en borst zijn eveneens groen doch met een duidelijk waarneembare geel doorschijnende ondergrondkleur.
Ondersoorten: Van de Citroenparkiet Bolborhynchus aurifrons (Psilopsiagon aurifrons) zijn een viertal ondersoorten bekend:
B. a. aurifrons – Citroenparkiet
B. a. robertsi – Roberts citroenparkiet
B. a. margaritae – Margarite’s parkiet
B. a. rubriostris – Roodsnavelparkiet
Biotoop: De citroenparkiet is een bewoner van de drogere met kreupelhout begroeide streken, overstroomde dalen langs de kust en de lagere berghellingen van het Andesgebergte. Ze schijnen te broeden in aarden oevers en holen tot 2 m.
Avicultuur: Tussen de jaren ’70 en ’80 werden deze vogels regelmatig in ons land geïmporteerd.
De meeste vogels stierven echter al spoedig als gevolg van aanpassingsmoeilijheden, mogelijk veroorzaakt door luchtdrukverschillen. Men spreekt ook van longaandoeningen.
Enkele cijfers: 80% procent van de ingevoerde vogels stierven binnen drie maanden.
Nog eens driekwart van de overgebleven vogels stierf binnen het jaar.
Met heel veel geluk bleef misschien 5% in leven.
Maar ook dan was het moeilijk de vogels in conditie te krijgen, laat staan er mee te fokken.
Een van de weinigen maar stellig de eerste in Nederland die dit wel lukte was de heer E.J.W.Veldink uit Epse.
Huisvesting en verzorging: Ofschoon met Citroenparkieten in kooien goede resultaten behaald zijn, heeft huisvesting in een volière de voorkeur.
Geschikte volièrematen zijn 3 m lang, 1 m breed en 2 m hoog. Aangezien deze vogels buitengewoon schuw en stressgevoelig zijn, moet de volière op een rustige standplaats staan. De buitenvolière dient verbonden te zijn met een vocht- en vorstvrij nachtverblijf. Bij nat en koud weer in voorjaar en herfst verdient het aanbeveling de vogels binnen te houden.
Ongeveer de helft van het voedsel voor deze vogels bestaat uit zaad. 40% hiervan bestaat uit een zaadmengsel voor grote parkieten, 10% uit trosgierst of halfrijpe zaden of granen. De rest van het dagelijks rantsoen bestaat voor 10% uit eivoer en voor 40% uit groente en fruit zoals appel, wortelen, vogelmuur, spinazie, banaan, lijsterbessen enz. De behoefte om te baden is bij citroenparkieten nogal verschillend.
Terwijl deze vogels bij de ene kweker bijna dagelijks een bad nemen, baden ze bij andere in het geheel niet, althans het werd niet waargenomen.
De nestruimte moet erg donker zijn. Veldink gebruikt een 1 m lange nestkast, die 15 cm breed en hoog is. Het inwendige van deze nestkast is door middel van tussenschotten waarin een kleine opening is vrijgelaten in verschillende ruimtes verdeeld, zodat het aan het einde van de kast, in de eigenlijke broedruimte, aardedonker is.
De Kweek: Het eerste kweekresultaat met de Citroenparkiet was in 1967 en staat op naam van een zekere Striemer uit Berlijn. Striemer raakte door toeval in het bezit van een paartje Citroenparkieten. Toen hij ze kreeg wist hij niet eens om welke vogels het ging. Nadat hij de vogels 3 weken in zijn bezit had, werd eind november het eerste ei gelegd in een nestkast voor grasparkieten. Er volgden nog twee eieren. Vanaf dat moment lieten de vogels zich niet meer zien. Gegeten werd als er niemand in de ruimte waarin de vogels zaten aanwezig was. 23 dagen nadat het leggen van het eerste ei, hoorde hij piepgeluiden. Vijf dagen nadien werd een dood jong op de bodem van de kooi gevonden. De beide overgebleven jongen werden grootgebracht en vlogen uit. Negen dagen daarna legde de pop alweer het eerste een ei van een reeks van zeven. Ook in de tweede ronde werd een niet nader opgegeven aantal jongen grootgebracht.
De Deen E. Keszler Hansen boekte in 1970 succes met de Citroenparkiet. Deze fokker hield zijn vogels in een volière te samen met prachtvinken en vinken. Voor de nestkast, die 31 cm hoog was en een bodemoppervlakte had van 15 x 15 cm, construeerde hij een houten kruipgang van 5 x 5 x 91 cm. Bovendien had Keszler Hansen de eigenlijke broedkast door een dubbele bodem in tweeën gedeeld. Het onderste gedeelte, het eigenlijke nest kon door een gat in de hoek van de tussenbodem bereikt worden. Toen na een tijdje bleek dat de vogels de ingang naar het nest door de 91 cm lange kruipgang niet vinden konden, werd 25 cm voor het broedblok een tweede opening in de kruipgang gemaakt. Drie dagen nadat dit gebeurd was, gingen de vogels het blok binnen. Eind februari werden geluiden van jongen waargenomen. In totaal vier jongen kwamen op stok.
De Deen G. Nielsen kreeg in 1970 eveneens vier van de vijf uitgekomen jongen op stok. Hij construeerde een ongeveer gelijke nestkast als zijn collegafokker Keszler Hansen met dit verschil dat de kruipgang naar het nest slechts 40 cm lang was. Het paar van de Deense Martha Gregersen deed het minder goed. In de zeventiger jaren legde de pop verschillende de keren eieren, die ook steeds uitkwamen, maar de jongen werden om onbekende redenen steeds door de ouders gedood.
Het paar van onze landgenoot Veldink zorgde in 1983 tweemaal voor een legsel van zes eieren. Beide keren werd slechts een jong grootgebracht. In 1984 was er slechts één keer een legsel van zes bevruchte eieren waaruit vier jongen op stok kwamen. Veldink meent dat zijn successen te maken hebben met het feit dat het kweekkoppel al vele jaren in dezelfde buitenvolère verblijft en zich hierin thuis voelt.
Tot besluit een samenvatting van het kweekverslag van onze landgenoot Verstraeten. Deze liefhebber kwam met veel moeite in het bezit van twee stel Citroenparkieten: een geacclimatiseerd importkoppel en een paartje bestaande uit een eigenkweek man uit de nakweek van Veldink en een import pop. De vogels werden ondergebracht in een binnenverblijf in de bekende Van Keulen-kooien van 1 m lengte. Het bijbehorende agapornidenbroedblok werd enigszins aangepast. Als bodembedekking diende samengeperste natte turfmolm met hierover heen een laagje schaafsel. Er werd met TL-lampen bijgelicht van 6.00 tot 21.00 uur. In het binnenverblijf was verder een Wolro luchtreiniger geplaatst.
In mei ’87 begon het import-paartje te leggen. Uit dit legsel – het eerste ei kwam na 24 dagen uit – kwamen vijf jongen op stok. Nadat de jongen zelfstandig waren, begonnen de oudervogels aan een tweede ronde waaruit men vier jongen op stok kreeg. De volgende jaren werden de jongen gepaard aan jonge vogels van andere kwekers hetgeen ook prima ging.
Na drie jaren heeft deze liefhebber een aardige stam Citroenparkieten opgebouwd. Gemiddeld worden bij deze kweker 4-6 eieren gelegd. De eieren die uitkomen worden grootgebracht. Alle koppels broedden in kooien variërend van 80 tot 120 cm. Gewoonlijk wordt tweemaal gebroed, in uitzonderingsgevallen drie keer.
Bij Verstraeten krijgen de vogels dagelijks een eetlepel zaad per koppel (zgn. Van Himbergen-mengsel voor grote parkieten), 1 à 2 maal per week een stuk wortel en 1 à 2 keer per maand een stukje appel. Als er jongen waren werd gekiemd zaad met CéDé-eivoer en een stukje witbrood verstrekt.
De ringmaat voor deze vogels is 4 mm. Vandaag de dag wordt regelmatig met de Citroenparkiet gefokt.
Tekst: H.W.J. van der Linden E-mail: hvdlinden@gmx.net