Hallo, mijn naam is Marco van der Bij
Selecteren, wat is dat nou eigenlijk?
Persoonlijk denk ik dat dat voor iedereen anders is en dus anders werkt. Afhankelijk van de soort die je kweekt, de ruimte die je hebt, de tijd die je beschikbaar hebt, en het doel wat je wilt bereiken.
Vragen die je je daarbij zou kunnen stellen zijn:
- Wil ik meedoen aan tentoonstellingen?
- Als ik mee wil doen aan tentoonstellingen, hoeveel zijn dat er dan?
- Zijn die tentoonstellingen onderlinge, of een rayon, of een Nk, of een WK, of een speciaalclub, of…..?
- Speel ik de tentoonstellingen mee om gewoon vogels te laten zien, of zijn de behaalde punten voor mij ook belangrijk?
- Is bij mijn kweek kwantiteit of kwaliteit belangrijker?
- Wil ik alleen wildkleur kweken?
- Wil ik gericht een of meerdere specifieke mutaties kweken, of een combinatie daarvan?
- Wil ik meerdere jaren uit trekken om een bepaalde mutatie(combinatie) te kweken?
- Zijn er mutaties die ik absoluut niet wil kweken?
Eigenlijk helemaal niet zo eenvoudig dus, en eerlijk is eerlijk, een ieder kan die vragen alleen voor zichzelf beantwoorden, en dat telt dus ook voor mij.
Ik doe mee aan een aantal tentoonstellingen per jaar:
- Een of twee babyshows per jaar. De leukste zijn die shows waar je mee mag praten over de verwachte kwaliteit van de vogels.
- Een of twee onderlinge tentoonstellingen waar ik buiten mijn specialiteit
(catharinaparkieten) het ook leuk vind om andere soorten parkieten te showen. De verkregen punten maken me op die shows niet zoveel uit. - Twee of drie shows van speciaalclubs. Dat zijn de shows waar ik het stiekem toch wel fijn vind als mijn catharinaparkieten de door mij beoogde punten scoren.
- NK. Doe ik eigenlijk al enkele jaren niet, paste niet zo goed in mijn tijdschema. Dit jaar ga ik proberen om toch weer een keer mee te doen. Ik vind het namelijk een geweldig evenement.
- WK. Daar doe ik al jaren steevast, gelukkig met goede resultaten, mee. Ik ga er ook graag heen om samen met andere liefhebbers een mooie tijd te hebben en te praten over vogels. Is een aanrader voor iedereen.
Voor wat de kweek betreft telt voor mij het volgende:
- Ik heb twaalf broedkooien.
- Van september tot januari gebruik ik drie à vier broedkooien voor oude bewezen koppels Catharina’s. Drie kooien vul ik met oude catharina’s om dingen uit te proberen (nieuwe kleurslagen, verbeteren van moeilijke kleurslagen). De overige broedkooien gebruik ik voor bewezen koppels van andere soorten (op dit moment Tarantas en Citroenparkieten).
- Van januari tot juli gebruik ik acht of negen kooien voor nieuwe (vaak jonge) koppels. De overige kooien zijn voor jonge koppels van de andere soorten.
- Bij de catharina parkieten concentreer ik me al jaren op vogels in de groenserie met een enkele of dubbele donkerfactor.
- Ik heb nu een paar jaar uitgetrokken om te proberen om de tekenings-onderdelen van visueel dubbelfactorige grijsvleugels in mijn hok te verbeteren.
- Alle andere mutaties die ik (al dan niet per ongeluk) kweek zie ik als bijvangst.
- Een keer in de drie of vier jaar zet ik de in mijn ogen beste vogel terug op een directe nakomeling daarvan, een soort lijnen teelt (dus vader x dochter, of moeder x zoon).
- Als je voor jezelf duidelijk hebt wat je wilt, en je kunt je daaraan houden, dan is het ineens veel makkelijker om te selecteren. Dat is in ieder geval mijn ervaring. Zo weet ik dat ik na de tentoonstelling uiteindelijk maar 18 vogels kan overhouden om mee te kweken. Dat is naast de oude koppels, en soms hou ik twee reservevogels aan (vaak late jongen). Voor de tentoonstellingen hou ik maximaal 24 vogels aan en daar zit, in verband met mijn beschikbare ruimte, vaak een grote overlap in met de vogels die ik hou om te kweken. Een eerste selectie vindt plaats direct uit het nest. Je hebt zo af en toe wat vogels waar je echt helemaal niets in ziet, vaak in verband met formaat en/of model. Die gaan direct weg, niet naar kwekers, maar naar opkopers of mensen die graag een catharina als huisdier willen. De tweede selectie is vaak ergens in juli. Alle vogels van het vorige kweekjaar en dit kweekjaar gaan in een tentoonstellingskooi, met uitzondering van de vogels die nog maar net zelfstandig zijn. Als uitgangspunt neem ik altijd een overjarige vogel die het jaar ervoor op meerdere tentoonstellingen goede resultaten heeft behaald, en waarvan ik zelf denk dat het mijn ideaalbeeld is. Alle andere vogels worden daaraan gespiegeld. Ik neem de vogels in groepen, op kleur en/of geslacht, naar binnen. Ik doe ze overigens per vogel in een tentoonstellingskooi omdat een vogel zich in zo’n kooi anders kan presenteren dan in een broedkooi/uitvliegkooi. Sommige vogels waarvan je denkt van “nou…ik weet het niet” tonen soms in een tentoonstellingskooi een showelement waardoor ze heel veel beter lijken/zijn. Van iedere vogel schrijf ik vervolgens opmerkingen op. Ik doe dat zelf op keurbriefjes, omdat ik dat het handigst vind. Ik zorg dat ik ook achtergrondinformatie (afstamming) bij de hand heb, omdat ik ook meteen wil kunnen nadenken over de te vormen “jonge” koppels. Vogels
die me om wat voor reden dan ook niet aanstaan komen ondanks hun afstamming nooit in aanmerking om te blijven, maar dat lijkt me logisch. Natuurlijk is er wel het puntje conditie, niet iedere vogel is tegelijk in conditie, maar daar probeer ik doorheen te kijken. Omdat ik de vogels in kleurgroepen en geslacht bekijk, kan ik ook direct proberen in te schatten of ik stammen of stellen kan spelen op tentoonstellingen. Volgens de regels moeten die vogels van hetzelfde geslacht zijn, en de dezelfde mutatie zijn, maar ikzelf zie ook heel graag dat ze echt op elkaar lijken, en dat valt niet altijd mee. Kort gezegd, 4 donker groenen kweken en als stam spelen is niet zo moeilijk, maar 4 donker groenen kweken en die ook op elkaar lijken is een andere uitdaging.Per vogel heb ik vervolgens vier mogelijkheden:
- De vogel blijft voor de tentoonstellingen, en mag daarna weg.
- De vogel blijft voor de kweek.
- De vogel blijft voor de kweek en de tentoonstellingen.
- De vogel is overtallig en blijft niet, en mag weg naar een andere kweker.
Dat laatste wil niet zeggen dat dat slechte vogels zijn, vaak is dat helemaal niet het geval. Maar door me aan mijn eigen regels te houden, en dus streng te selecteren, is het allemaal beter te behappen. En ja, het klopt, dat betekent dus dat je soms afscheid moet nemen van vogels die ook op tentoonstellingen hoge punten hadden kunnen halen, maar uiteindelijk hou je zelf een goed basisbestand. En ik geloof erin dat ik op deze manier in staat kan zijn
om (ook in de voor mij bekende mutaties) mezelf te blijven verbeteren.
Bij iedere (kleur) groep zet ik iedere keer de twee (soms drie) beste vogels weg, en die laat ik net als op een echte tentoonstelling weer terugkomen op mijn keukentafel. Op die manier probeer ik te beoordelen of de kwaliteit door de groepen heen gelijk is, en zoek ik naar verbeterpunten. En zoals ieder jaar heb ik die ook dit jaar weer gevonden. Na het selecteren ga ik alvast mijn koppelingen voor over een paar maanden opschrijven, omdat dit het moment is waarop ik het meeste overzicht heb. En het laatste wat ik doen is een schema maken welke vogel naar welke tentoonstelling gaat. Een vogel kan immers niet
week in week uit op een tentoonstelling zitten, dat zou volgens mij niet in het belang van de vogel zijn, en ook niet in het belang van mijn kweekresultaat.
Maar zoals ik in het begin al zei, eenieder selecteert op zijn eigen manier. Dit is mijn manier, maar ik zou het bijzonder leuk vinden om te lezen hoe andere dit doen.
Met vriendelijke groet,
Marco van der Bij
Dit artikel is met foto’s HIER te downloaden.
